Toen ik was bevallen van mijn eerste kind, was ik vaak pas rond 12.30 uur gedoucht en aangekleed. Dan dacht ik met groeiende ongerustheid: ‘Hoe moet ik dat in vredesnaam doen als ik straks weer ga werken?’ Ik had geen idee hoe ik de draad van mijn ‘gewone’ werkende leven weer zou kunnen oppakken in combinatie met het moederschap.
Ik was 24/7 in de weer met mijn pasgeboren baby. Mijn hele leven, óns hele leven draaide om hem. Terwijl mijn man na een paar dagen weer aan het werk ging, leefde ik – alleen thuis met mijn pasgeboren zoontje Roy – van uur tot uur. Ik was voortdurend bezig met voedingen, verschonen, kolven, hem in slaap zien te krijgen.
Het moederschap was iets waar ik echt naar uitgekeken had, maar in de praktijk was het veel zwaarder. Terwijl ik wel heel blij was met ons zoontje. Het was zo dubbel en ik voelde me daarin soms eenzaam, omdat ik best vaak dacht: ‘Waar ben ik toch aan begonnen?’
En intussen kwam het eind van mijn verlof in zicht. Mijn baby was nog maar zes weken oud en ik had het gevoel dat ik niet goed voor hem zorgde als ik weer ‘gewoon’ aan het werk zou gaan. Ik had het zonder werk nog niet eens op de rit!
En ik wist dat ik over twee weken weer een directeur-generaal van een ministerie moest adviseren.
Die gedachte veroorzaakte stress. Dat dit niet alleen effect had op mij, maar ook via mij op mijn baby, gaf me alleen maar meer stress.
Ik wilde juist zo graag een goede moeder zijn…